02-10-2021
Sociaal fundament tegen het licht van kansen van kinderen....
Een blog over waarom kansenongelijkheid niet alleen van het onderwijs is en samenwerking van 'levens"-belang is
Enige tijd geleden mocht ik spreken bij de Raad van de Gemeente Apeldoorn. Ik was gevraagd om te reageren op ‘Apeldoorn 2040’, een visiedocument over leven in Apeldoorn in 2040 en ‘Uitgangspuntnota Maatschappelijke Ontwikkeling’ van de Gemeente Apeldoorn. Een document dat een vervolg is op het visiedocument ‘Apeldoorn Inclusief’ wat gaat over wat we tot dusverre geleerd hebben van de decentralisaties die in 2015 zijn ingevoerd en welke actiepunten er te doen zijn. Een document dat voorafging op de Kadernota Maatschappelijke Ontwikkeling die eind 2021 verschijnt en samengaat met Apeldoorn 2040. De gemeenschappelijke deler? Kansenongelijkheid. In deze blog (opnieuw) een pleidooi over waarom kansenongelijkheid niet alleen van het onderwijs is en waarom samenwerking van ‘levens’-belang is.
Kansenongelijkheid: een te grote opgave voor onderwijs alleen
Kansenongelijkheid. Een actueel thema waar we niet meer omheen kunnen en een effect van toenemende maatschappelijke verschillen. Daar schreef ik begin 2020 al deze blog over. De ene school heeft meer te dealen met kansenongelijkheid dan de andere school, maar wat ik wel zie is dat de opgave voor scholen in sommige wijken te complex is geworden voor hen alleen.
Samenhang zorg en onderwijs
Voor kinderen met een onrustige thuissituatie vormt school vaak een ankerpunt. Toch gaan de uitdagingen én oplossingen op gebied van burgerschapsvorming, persoonsvorming en sociale vaardigheden, verder dan de school alleen.
"Ik ben ook blij om te zien dat de ‘uitgangspuntennota’ die samenhang ook ziet. De samenhang en samenwerking tussen ketenpartners is nodig om grotere kansenongelijkheid tegen te gaan."
Het op deze manier inbedden van meer kansengelijkheid kan op vele manieren. Denk aan een veel bredere ketensamenwerking tussen onderwijs en (jeugd)zorg, het creëren van hybride sectoren met rafelranden.
Versimpelen, ontschotten en basisinkomen
Een andere manier is het versimpelen van de keten. Het liefst val je als onderwijs terug op vaste partners in de jeugdzorg. Geen 300 gecontracteerde partijen maar maximaal 30 en het liefst maar enkele vaste aanbieders met kwalitatief hoogwaardig personeel die eigen regie hebben. Met professionals uit de jeugdzorg die erop mogen rekenen dat scholen vroegtijdig signaleren en aan de bel trekken. Dat kan alleen als we elkaar kennen, een kans die groter is bij een paar ketenpartners dan bij 300 en wanneer schotten van wet, regelgeving en financiering elkaar niet meer gaan tegenwerken. Het onlangs getekende fundament voor de jeugd geeft daar een inhoudelijke basis voor.
En de oplossingen mogen dan best een beetje out of the box zijn. Misschien zijn de NPO gelden voor het onderwijs een mooie interventie voor kansengelijkheid. Maar misschien zou de invoering van het basisinkomen wel veel meer effect hebben… Het idee is heel simpel: als er thuis veel onrust is en zorgen (bijvoorbeeld omdat de huur niet betaald kan worden)zich opstapelen, zal een kind moeilijker tot leren komen. Waar wij als onderwijs al onze professionaliteit van stal moeten halen om voor dit kind de toekomst groter te maken, hebben we elkaar nodig om die context van het gezin aan te pakken.
Hoe zetten we gezamenlijk die stappen?
Ik stel daarbij de vraag: hoe implementeren we die uitgangspunten zo, dat ketenpartners met gemeenten en burgers stappen zetten? Wij, want overheid, onderwijs, jeugdzorg, welzijn, vrijwilligersorganisaties en maatschappelijke ondersteuning kunnen hierin niet zonder elkaar. En dat geldt sowieso in de participatie samenleving, waar het Sociaal cultureel Planbureau waarschuwt dat burgers die naar elkaar omzien niet zomaar gecreëerd zijn.
"Benut scholen als vindplaatsen zonder ze gelijk met al het werk dat volgt op te schepen."
Ook daarin beginnen en eindigen veel dingen in het onderwijs. Als bijvoorbeeld het tweede taalonderwijs van volwassenen niet geregeld is, drukt dat rechtstreeks op de leerresultaten van kinderen. Zij hebben immers een taalachterstand waar de school mee wordt geconfronteerd. Dit geldt ook voor bezuiniging op buurtbibliotheken. Zij versterkten niet alleen kansen en geletterdheid voor kinderen, het waren ook ontmoetingsplaatsen voor een lokale community. Het is dan ook van belang om zulke plekken op een eigentijdse manier weer op te bouwen. Dat zou bijdragen aan meer geletterdheid en dus kansengelijkheid in het Apeldoorn van 2040. Daarin staan wij als onderwijs volop in de frontlinie en zijn we aan te spreken op onze inspanning om het uitstroomniveau van kinderen in lijn te brengen met wat zij cognitief kunnen.
Taal stuurt het denken
In de beleidstaal van het Sociaal Cultureel Planbureau zijn de begrippen ‘kwetsbaar’, ‘zelfredzaam’ en ‘samenredzaam’ genoemd. Er wordt terecht aandacht gevraagd voor de toenemende tweedeling in de samenleving en de draagkracht van inwoners in sommige buurten. We delen die zorg voor polarisatie en hebben er op een deel van onze scholen dagelijks mee te maken. Daarbij vraag ik aandacht voor het taalveld. Voor je het weet zaait dat zelf polarisatie en draag je bij aan het wantrouwen.

Maakbaar leven?
Is de desillusie voor veel mensen in deze tijd juist niet, dat niemand helemaal zelfredzaam is? Dat het leven niet zo maakbaar is? Het lijkt belangrijk dat we mensen leren dat het niet erg is als je het even niet alleen kunt. Dat je ze kunt klaarmaken voor samenredzaamheid, met veerkracht, omdat iedereen ergens op zijn levensweg een keer kwetsbaar is. En is het leren opbouwen van veerkracht en omgaan met die kwetsbaarheid niet sowieso een van de opgaven van het leven?
"Het sterk individualistische maakbaarheidsframe waar we als samenleving in zitten, maakt onderscheid tussen sterken en zwakken, winnaars en verliezers, en burgers die renderen en burgers die geld kosten."
Dus ja; de middelen volop naar de kwetsbaarste groepen of de kwetsbaarste fases. Maar ook zou ik ons willen uitdagen om het woord ‘samenredzaamheid’ als begrip tussen ‘samen’ en ‘zelf beter’ te introduceren om de verbinding tussen ‘langdurige kwetsbare mensen’ en ‘minder vaak kwetsbare mensen’ beter te doordenken en er taal aan te geven die meer inclusief is.
Vergroot kracht met inzet professionals
Het vergroten van de kracht van buurten, veerkracht van mensen aan boren, is zeker onze opgave ook bij de meer ‘kansrijken’. En ja graag die professional in regie, maar help gezinnen door aanpassing van het jeugdzorg inkoopkader meer stabiliteit te creëren waarin de professional aan zet is. Door die stabiliteit heeft een jongere of ouder langduriger dezelfde professional aan zijn/haar zijde en kan de school met vaste partners een relatie kan opbouwen. Want ja, die casussen waarin regie ontbreekt zijn duur, maar vooral ook vol slachtoffers aan de kant van de jongeren die het vertrouwen volledig verliezen. Tot slot zou ik het belang van laagdrempelige en toegankelijke voorschoolse voorzieningen voor alle kinderen willen toevoegen, conform het rapport van de Sociaal Economisch Raad (Een kansrijke start voor alle kinderen : Naar inclusieve en toegankelijke voorzieningen voor kinderen van 0-13 jaar (ser.nl). Zodat preventie in de leeftijd van 0 tot 4 jaar beter geregeld wordt en signalering op tijd is.
Kansengelijkheid. Een opgave waar scholen van harte hun aandeel volop in pakken, en we elkaar als bestuurders mogen aanspreken op onze verantwoordelijkheid. Interessant is waar begint en eindigt die verantwoordelijkheid dan en wat is het aandeel van burgers/ouders? Tot en met 13 oktober kun je nog een reactie geven op de Kadernota Maatschappelijke Ontwikkeling voordat deze vastgesteld wordt.
Esther Kopmels